“Kuiken gaat hem niet worden voor de PvdA.” “Gaat hem niet worden ben ik bang. Toch blijf ik hopen.” Met alle respect maar de PVV gaat hem ook niet worden, weten die jongens zelf ook wel, moment, duik ik ff in je DM.” “Gamen gaat hem niet meer worden.”
Heel populair, vooral onder jongeren die het ook over ‘me moeder’ hebben, is ‘het gaat hem niet worden’. Maar voor mijn gevoel en in mijn geheugen gaat deze uitdrukking al mijn leven lang mee. En ik me maar afvragen wie is ‘hem’? Dat is dus ongeveer alles. Dat hem, in het gaat hem niet worden, of ‘m niet worden. In de bouw als iets niet past, in de modewinkel als iets niet naar smaak is, of nu bij de verkiezingen en dan kan het ook gaan om dat geen premier gaat worden, of geen goede politicus, of niet de grootste partij. Het kan voor bijna alles staan.
En dan zijn er ook nog de klemtonen. Dat gaat hem niet worden met de klemtoon op dat, terwijl het over een persoon gaat, klinkt denigrerender dan als de klemtoon op hem ligt en de betekenis kan ook verschillen. De klemtoon op hem bij een persoon slaat vaak op een hele grote. Maar verder blijft vaag in welk opzicht en waar, bijvoorbeeld.
Het is ook een mooie dooddoener, want zelden volgt hierop de vraag wat of wie? De uitspreker brengt het als feit, zonder te hoeven uitleggen wat hij of zij precies bedoelt. Vaagtaal ten top. Die ondanks de eigen woorden toch heel groot is geworden.