“Oké, ik ga dit wel even nachecken.” “Ik zou die rechter is nachecken.” “Ken je taal eens joh. Moet je ff iemand je posts laten nachecken voor je zet plaatst.” “Zo zie je wat voor nieuws de Volkskrant brengt. Gewoon drukken en niet eerst de feiten nachecken.”

Nachecken…. Een samentrekking die ik ook onder collega’s vaak hoor als ze bedoelen dat ze nog een extra bron voor hun nieuws hebben. Net voor ze een stuk ‘doodchecken’, bijvoorbeeld.

Eerder schreef ik hier al over het te pas en te onpas gebruikte check. Dit lijkt erop, maar is gelukkig iets minder in zwang. Even controleren, even nakijken, het zijn de Nederlandse varianten van even nachecken. Eigenlijk een vreemde samentrekking. Controleren is nakijken en in het Engels to check.

Van Dale zegt erover:

na·chec·ken (checkte na, heeft nagecheckt)
1 checken

Het na kan volgens Van Dale dus straffeloos verdwijnen, maar het Nederlandse woordenboek gedoogt checken.

De etymologiebank.nl zag het voor het eerst terug in woordenboek Koenen: . ‘checken’. Nnl. nachecken ‘id.’ [1974; Koenen]. Gevormd uit → na en checken, onder invloed van min of meer synonieme werkwoorden als nagaan, natrekken, nazien.

Prachtige Nederlandse woorden met na voor de liefhebber en het betekent hetzelfde als het vermaledijde nachecken. Meer nakijken en natrekken, zou ik zeggen.