Volgens gemeenten en onderwijsinstellingen is het al sinds 2019 een probleem: de staat van de schoolgebouwen. Maar het is niet sexy en ondanks diverse pogingen blijft het bij een enkel zinnetje in een enkel verkiezingsprogramma: onderwijshuisvesting moet beter.

Jaren geleden, ruim voor 2019, deed ik onderzoek naar onderwijshuisvesting voor een magazine van een overheidsorganisatie,. Na kritische vragen aan een ministerie is het artikel geschrapt. Voor mijn uitgebreide onderzoek kreeg ik nog een financiële vergoeding en verder was het einde samenwerking. Het bewijst maar hoe politiek gevoelig deze zaak ligt.

Later kreeg ik bij de Vereniging voor Nederlandse Gemeenten (VNG) weer met het onderwerp te maken en ook daar bleek dat er amper door de materie heen te komen valt. Onderwijsinstellingen wijzen naar gemeenten die wijzen naar de Rijksoverheid die wijzen naar onderwijsinstellingen voor het onderhoud aan panden. Het geld is er niet, of heeft de instelling er niet voor over, want er moeten ook leraren, lesmaterialen en speelmogelijkheden komen en daar gaat veel van het beschikbare budget aan op.

Gemeenten zijn verantwoordelijk voor bekostiging van (vervangende) nieuwbouw en uitbreiding van scholen. Zij vragen het Rijk al jaren om meer middelen om de achterstanden weg te werken, maar ze krijgen het niet. In november vorig jaar schreef de verantwoordelijk minister nog dat dat niet ging gebeuren. De VNG, en onderwijsvertegenwoordigers van de PO-raad en VO-raad schreven in reactie: “Gemeenten en schoolbesturen doen wat nu in hun macht ligt. Ze kunnen met de huidige bekostiging maar een te beperkt aantal schoolgebouwen vernieuwen en verbeteren.”

Toenmalig minister Dennis WIersma vond dat er iets moest gebeuren aan de schoolgebouwen: “In mijn visie heeft het schoolgebouw van de toekomst een prettig binnenklimaat en is het geschikt voor modern en inclusief onderwijs, circulair gebouwd, modulair, adap tief en energieneutraal. Dit verdienen de 2,5 miljoen leerlingen die elke dag les krijgen in de ruim 9000 schoolgebouwen die Nederland rijk is. Dit verdienen ook de 285.000 leraren, conciërges, onderwijsassistenten, schoolleiders en alle andere medewerkers die zich elke dag inzetten voor het beste onderwijs in deze gebouwen.”

Wiersma kwam met een politieke oplossing, in goed Nederlands een Taskforce, die met een rapport kwam, waar de minister dit najaar op zou reageren. Nu is er weer de oproep om er iets aan te doen, net nadat de verkiezingsprogramma’s geschreven zijn. Of de reactie komt? Dat is afwachten, Wiersma is al lang vertrokken wegens een te kort lontje. Of het een rol speelt in de campagne? Nee. Hooguit in een enkel onderwijsdebat of in een bijzin van een groter debat. Net als bij talrijke vorige verkiezingen blijft het een onderwerp in de marge, terwijl de schoolgebouwen verder in verval raken.