Nederland, Den Haag, september 1994 Oud premier Ruud Lubbers trekt een raar gezicht als zijn opvolger de nieuwe premier Wim Kok de regeringsoverdracht tekent. eerste kabinet-Kok foto bert verhoeff

De liefde voor de fotografie begon bij Bert Verhoeff (67) toen hij aan het eind van de HBS (Hogere Burgerschool) geen idee had wat hij moest gaan doen. Een vriend van hem was het neefje van de toen beroemde fotograaf Wim van der Linden. Het neefje wilde fotograaf worden en Bert raakte door hem aangestoken. Beeld: Bert Verhoeff


Nederland , Noordoostpolder, tussen Espel en Creins

Het was de hippietijd en Bert werkte zo nu en dan via uitzendbureaus en liftte wat door Europa. Zijn moeder vond dat hij écht wat moest gaan doen en kwam met de advertentie voor leerlingfotograaf bij Anefo, het Algemeen Nederlandsch Fotobureau. Hij kon aan de slag en ging geld verdienen en kreeg al binnen een paar maanden  een Kever van de zaak waarmee hij 50.000 kilometer per jaar reed. De oudere garde fotografen verdween en zo was Bert al snel één van de twee topfotografen van Anefo . Hij reisde door heel Nederland. Het negatief ging nat in de vergrotingskoker, dertig vellen in de ontwikkelbak,  fixeren, spoelen en glanzen en met de treinbrief mee naar de kranten in heel Nederland.

Het bleef niet bij Nederland, want Bert was ook bij de onafhankelijkheid van Suriname, bij het Wereldkampioenschap Voetbal in 1974 en hij fotografeerde de treinkaping in De Punt. Toen zat hij drie weken in een hotel in Assen en een collega ontmoette hem elke dag halverwege naar Amsterdam om de films  over te nemen en naar de kranten te sturen. Bert bedacht op een dag dat hij naar de trein zou wandelen. Hij ging een sloot over, passeerde een heg, en zag een trein staan. De militairen die de gekaapte trein hadden omsingeld, zag hij niet. Hij wist dat er ook een trein was gestrand tijdens de kaping en dat de passagiers daaruit waren geëvacueerd. Hij dacht dat hij die trein zag. Tot hij zijn camera pakte en schimmen in de trein zag met geweren in de hand. Hij maakte een paar foto’s en hoorde ineens ‘BUKKEN!’. Het waren de militairen en hij moest zijn rolletje afgeven.

In 1978 begon Bert voor zichzelf. Hij wilde niet meer voor een baas werken en zelf zijn onderwerpen kiezen en zijn fotoselectie maken. Al snel kreeg hij opdrachten voor diverse kranten, zoals de Volkskrant, het Parool, Trouw, NRC en Algemeen Dagblad. Tot eind jaren tachtig de Volkskrant een eigen groep fotografen wilde die niet voor andere kranten fotografeerden. Bert stond voor een dilemma. Hij vond het een mooie krant, maar was dan weer afhankelijk. Toch deed hij het en hij zou 15 jaar voor de krant werken. Hij is bij vele vooral bekend om zijn politieke foto’s en hij mocht in 1993 in opdracht van het Rijksmuseum meekijken bij de PvdA in aanloop naar de verkiezingen van 1994 wat mooie foto’s achter de schermen opleverde. Toen ging hij een jaar naar Australië met zijn gezin waar hij de aanloop naar de Olympische Spelen in 2000 fotografeerde. Bij terugkomst werd hij chef van de fotoredactie, maar hij wilde liever fotograferen. In 2004 verliet hij de krant. Sindsdien houdt hij zich vooral bezig met langere projecten, zoals boeken en tentoonstellingen.

Zijn laatste boek ‘Kraakrepubliek’ gaat over krakers. Een typische Bert Verhoeff foto uit dit boek is bijvoorbeeld die van een meisje dat middenin de puinhopen van de geplunderde kledingwinkel Scholten midden op straat kleren gaat passen. Gevraagd naar zijn stijl, vindt hij dat een ander dat maar moet zeggen. Na even aarzelen komt het er toch uit. “Er gebeurt altijd wat in mijn foto’s. Ik fotografeer een weiland met een vrijend paartje en een koe die ernaar kijkt. Ik fotografeer liefst een tegenstelling. Heel anders waren de foto’s in ‘Kus me nog eens wakker’, een boek over dementie. Daar staan foto’s in die ik normaal nooit zou maken maar ik werd geïnspireerd door de schrijver en vormgever om met een andere blik te kijken. In mijn boek NL wilde ik het ook anders doen, maar ik verviel in mijn eigen stijl. Maar ach, het boek kwam op de shortlist van de Dutch Doc Award en scholieren kozen het tot het beste documentaire boek van de afgelopen twee jaar. Je fotografeert toch met je persoonlijkheid”, zegt Bert. “Ik ben op zoek naar theater op straat, geen drama maar tegenstellingen met een lach en een traan”. Daarvoor nam hij risico’s. Zoals die keer dat hij bij Feijenoord werd afgevoerd. “Ik zal wel op het veld hebben gelopen.”

Bert won in 1984 de Zilveren Camera met toenmalig Minister van Aardenne die omhoog kijkt bij het debat over de RSV-enquête. “Ik ben in de jaren tachtig eens geschorst door de Tweede Kamer toen ik foto’s maakte in het Kamerrestaurant waar Lubbers kandidaatministers ontving”. Hij mocht toen een paar weken niet in de Tweede Kamer komen. Later trok hij daar de deur van de ministerskamer open waar toenmalig minister van Justitie Winnie Sorgdrager crisisoverleg voerde met haar ambtenaren. Tot zijn eigen verbazing kreeg hij toen geen straf.

Eén van zijn favoriete eigen foto’s is degene die in het eerste nummer van Hollandse Beelden stond, tijdens een protest van verpleegkundigen op het Binnenhof. Een Kamerbode zit de Haagse Courant te lezen, gewend aan reuring op het plein. “Het was wachten op de opwaaiende vitrage voor de perfecte foto. Dat maakte het plaatje compleet”. Zijn blik is een inspiratie voor fotografen na hem. “Ik ben het me niet zo bewust, maar ik hoor regelmatig dat fotografen mijn werk bewonderen. Zelf bewonder ik Michiel van Erp. Zoals hij filmt, wil ik fotograferen.” Geen wonder dat zijn serie over paddenstoelen zoeken overeenkomsten vertoont met de laatste aflevering van  ‘Op Avontuur’ van Michiel van Erp over kabouters.

Toen Bert in 2005 vanuit Broek in Waterland verhuisde naar Het Gooi, fotografeerde hij de mensen daar om te zien of het vooroordeel klopte en ja, concludeerde hij vijf jaar later, er zijn meer hoogblonde dames met kleine hondjes, mannen met rode broeken, kinderen met hockeysticks en hoge vreemd gevormde heggen. Nu weer zes jaar later is hij eraan gewend. Bijna ziet hij het niet meer. Maar achteloos slaat hij toch even een camera om de schouder als hij de deur van zijn galerie in hartje Bussum verlaat.

Drie maanden per jaar zit hij in zijn huis in Frankrijk bij Cahors, tussen Bordeaux en Toulouse, maar het Nederlandse landschap blijft Bert boeien. Zijn nieuwe project heeft als werktitel ‘Polder bij nacht en ontij’. “Of dat ooit een boek wordt, weet ik nog niet. Ik wilde iets anders. In mijn foto’s ook die van landschappen, gebeurt altijd wat. Ik wil nu foto’s waar niets gebeurt.” Zijn vriend Sietse van der Hoek noemt de polder het mooiste landschap van de wereld. Bert vindt dat overdreven, maar ziet wel de schoonheid van het land in het donker en de mist. Vastberaden is hij om niet te vervallen in clichés, zoals bezwangerde luchten die nu vaak met smartphones worden gemaakt en achter de weerman worden gezet. “En zonsondergangen komen er al helemaal niet in.”

Het is wel een opmerkelijke overstap van de fotograaf die altijd theater wilde op zijn foto’s naar rust en stilte zonder opsmuk. “Misschien wil je weg van gedoe als je ouder wordt. Ik kan niet meer goed tegen geweld en spanning en kijk er ook niet meer naar op televisie. Ik zoek misschien wel rust, stilte en afstand.” Toch heeft Bert nog toekomstplannen. Misschien een boek over de polder bij nacht en ontij. Hij heeft ook nog een vaag idee voor een boek als hij vijftig jaar in het vak zit. “Ook al vind ik overzichtsboeken mwah, misschien maak ik er toch één. Ik heb alvast een aantal teksten geschreven, belevenissen en ideeën over fotografie”

En dan is er nog het idee voor een opvolger van boek ‘Langs het IJsselmeer’ dat in 2007 verscheen toen het meer 75 jaar was. “Misschien gaan we terug voor het honderdjarig bestaan. Grapje hoor, in 2032 ben ik 83….hoewel, ik vind, je moet leven alsof je onsterfelijk bent.”