Bert Weckhuysen (38) is trekker van het nieuwe onderzoeksprogramma CATCHBIO. Hans Gosselink (53) is innovation manager bij het programma. CATCHBIO staat voor CATalysis for sustainable CHemicals from BIOmass en ontwikkelt nieuwe katalysatoren en bijhorende chemische processen voor het maken van brandstoffen, chemicaliën en materialen uit biomassa.
Het project is een initiatief van de Nationale Onderzoekschool voor Katalyse NIOK, waarvan de Utrechtse hoogleraar Weckhuysen wetenschappelijk directeur is. Gosselink werkt bij Shell Global Solutions in Amsterdam als Regional Manager Innovation & Research. Weckhuysen en Gosselink schreven samen met tal van andere Nederlandse catalytici het CATCHBIO proposal. Dat leverde via het Smart Mix subsidieprogramma van de overheid een project van meer dan 29 miljoen euro op.
“Het gaat ons om het ontwikkelen van duurzame en efficiënte chemokatalytische processen op basis van biomassa. Wij willen ons hierbij richten op de moeilijk omzetbare en voor voedsel onbruikbare delen van planten. Wij willen daarbij de competitie met de voedingsindustrie vermijden”, zegt Gosselink. “Dat zie je in Amerika waar grote Hummers rijden op bio-ethanol gemaakt uit mais, terwijl de tortilla’s steeds duurder worden. Biomassa wordt belangrijk in het meer duurzaam maken van onze samenleving en die slag mogen we niet verliezen.”, aldus Weckhuysen. “Hiervoor gaan we katalytische gereedschappen maken en er chemische processen rond ontwikkelen”, voegt Gosselink toe.
Partners
De 23 partners in CATCHBIO zijn zes grote chemiebedrijven, twee katalysatorbedrijven, acht universiteiten, twee kennisinstellingen en enkele kleinere bedrijven. “Hans bewaakt de industriële belangen en ik de academische zodat we die in evenwicht houden”, aldus Weckhuysen. De twee doen CATCHBIO naast hun gewone werk. Onderzoek is voor beide een passie. Woorden hebben ze nog niet gehad. Telefonisch overleg in weekeinden en op feestdagen al wel. Gosselink krijgt van Shell tijd voor het programma. “Maar in dit soort onderzoeken kom je altijd tijd tekort”, zegt Gosselink. Weckhuysen beaamt dat. De geboren Belg werkt nu zeven jaar in Utrecht na Leuven, Amerika en nog eens Leuven. “Ik kreeg hier de kans op hoogleraarschap op mijn eenendertigste”, zegt Weckhuysen. Hij woont nu in Nederland en heeft een Nederlandse partner. Soms mist hij de Belgische zondagsbakker. Gosselink werkt 25 jaar als onderzoeker bij Shell. Zijn oudste zoon studeert Scheikunde in Utrecht en werkt ook aan katalytische processen. De middelste zoon studeert bewegingswetenschappen en de jongste zit op de middelbare school.
Publiek-private samenwerking
Universitaire groepen werken al lang samen met de chemische industrie aan de ontwikkeling van nieuwe katalytische technologieën. “Dat gebeurt meestal één op één en niet op deze schaal”, aldus Weckhuysen. CATCHBIO maakt gebruik van de kennis over publiek-private samenwerking van ACTS. “We huren die expertise in, maar het is een onafhankelijk programma”, aldus de hoogleraar. De grootschaligheid biedt voordelen. Volgens Gosselink helpt de industrie bij het formuleren van de fundamentele vragen over bioraffinage. Weckhuysen verwacht dat uit CATCHBIO naast heel veel interessante onderzoeksresultaten ook circa dertig patenten voortkomen, maar niet direct. Belangrijker is dat we een groep van ongeveer 50 jonge onderzoekers enthousiast gaan maken rond biomassa. Zij kunnen die kennis later gebruiken in het bedrijfsleven. “De subsidie is in principe voor acht jaar, maar het hele proces duurt veel langer. De ontwikkelingen met aardolie duren al zeker vijftig jaar”. “Wel honderd”, vult Gosselink aan. Samen tekenen ze een schema op een whiteboard met een soort stamboom. In plaats van olietankers, die aankomen in de haven met de te verwerken aardolie, moeten straks de boeren biomassa verzamelen. Mogelijk dat dan kleine verwerkingscentrales verrijzen om ter plekke te beginnen met het proces. Lastig is dat er in biomassa veel zuurstof zit dat eruit moet. “Bij aardolie stop je dat er juist in om bepaalde chemicaliën te maken, dus het zijn hele andere katalytische processen”, aldus Weckhuysen. “Biobrandstoffen moeten bovendien toepasbaar zijn in de huidige motoren, omdat niet iedereen tegelijk een nieuwe auto kan of wil kopen.”