Een boemerang met veel glas. TransPort is volgens architectenbureau Paul de Ruiter het eerste kantoorgebouw in Nederland dat voldoet aan de duurzaamheideisen van BREEAM-NL Very Good. Bovendien voldoet het gebouw als eerste in Nederland aan de hoogste eisen van duurzaam bouwen van het  internationaal gerenommeerde LEED Platinum-certificaat.

De gebruikte technieken zijn niet uniek, wel het feit dat ze allemaal in één gebouw worden gecombineerd en betaalbaar zijn gerealiseerd. De CO2 reductie en energiebesparing van het gebouw bedragen 43 %.

Op het topdak ligt 808,50 m2 aan PV-cellen. Op het dak zijn 460 zonnepanelen geplaatst met een vermogen van 225 watt per paneel. Hiermee voorziet de zonne-energie in 10% van het totale elektriciteitsverbruik van het gebouw en in 5% van het totale energieverbruik. “Dat klinkt niet veel, maar op de 450 werkplekken wordt veel energie verbruikt. De rest wordt aangevuld met groene stroom via Schiphol”, zegt projectleider Noud Paes van architectenbureau Paul de Ruiter. Alle overige stroom wordt 100% groen afgenomen. De energieopbrengst van de zonnecellen wordt dagelijks visueel gemaakt voor de gebruikers bij de entree.

Een dak lager is 1.300 m2 groen dak gemaakt en op het binnenterrein ligt 1.100m2 aan duurzaam FSC hout in de vorm van vlonders. “Hierbij hebben we rekening gehouden met het heat island effect. Bitumen absorbeert heel veel warmte en dat wil je zeker niet in de stad. De warmte blijft dan te veel hangen. Dat wilden we vermijden en dat is ook een eis in het LEED-certificaat. Vandaar dat we voor PV-cellen hebben gekozen die zon en warmte ook weerkaatsen en voor groen dak dat ook water opneemt. We hebben voor de vlonders vooral gekeken naar hardhout dat lang meegaat”, aldus Paes.

Grote noord- en zuidgevel

Het gebouw heeft door de halfronde vorm een grote zuid- en noordgevel zodat optimaal gebruik wordt gemaakt van het zonlicht. De zuidgevel met uitzicht op het Amsterdamse Bos en de kleinere oost en westgevel zijn zonwerend gemaakt met recyclebare horizontale aluminium lamellen. Deze lichte zonwering is aan de gevel gehangen en is vast ingesteld op de ideale hoek om de zon zoveel mogelijk tegen te houden, maar wel veel licht in het gebouw toe te laten. De noordgevel, uitkijkend op Schiphol-Oost, kan zonder zonwering. Op deze manier is met minimale zonwering de zon maximaal geweerd en dat betekent minder koellast op zonnige dagen.

Betonkernactiering

De betonvloeren zijn gemaakt van Bubbledeck. Dat betekent vloeren van 30 centimeter dik beton met in de kern plastic ballen van ongeveer 18 centimeter. De overblijvende betonlaag was genoeg voor het aanbrengen van betonkernactivering, een waterbuisjessysteem. Daar stroomt water door dat verwarmd of gekoeld kan worden. Dat zorgt voor een geleidelijke opwarming of desgewenst afkoeling van de betonvloeren. “Daardoor konden we niet gebruikmaken van een verlaagd plafond. Dan zou de warmte blijven hangen. We hebben nu gekozen om een strook van zes meter van de gevels hoog te houden en alleen in het middengedeelte waar printers staan en de looproutes zijn, het plafond te verlagen. Door de extra hoogte blijft de warmte beter hangen en hoef je minder te verwarmen. Bijkomend voordeel is de grotere raamoppervlakken. De verlichting hoeft minder te branden bij de werkplekken”. Voor de verlichting zijn TL-buizen gebruikt met armaturen die bij te sturen zijn. Overdag brandt het licht niet tot minimaal en als het gaat schemeren neemt de lichtsterkte langzaam toe.

Warmte- en koudeopslag

Voor de verwarming en de koeling van het gebouw is gebruik gemaakt van een warmte- en koudeopslag. De warmte van de zomer wordt opgeslagen in twee bronnen die een end uit elkaar liggen. “Dat is een vrij efficiënt systeem. De opslag is voldoende voor het hele gebouw en door het langzaam verwarmen van stromend grondwater in de zomer, hoef je in de winter maar drie graden Celsius te verwarmen in plaats van tien graden”, aldus Paes. Het hele gebouw beschikt ook over een grijswatercircuit. Een grote tank van 70 kuub vangt het regenwater op. Dat water wordt gebruikt voor het doorspoelen van de toiletten. Dat bespaart 40 procent op het water. De urinoirs in het gebouw zijn bovendien waterloos en uitgerust met een vacuümsysteem.

Bewezen technieken

“Eigenlijk zijn het allemaal bewezen technieken die we hebben gebruikt. Alles komt hier samen en dat maakt het uniek. We hebben erg nagedacht over de materialen en over het hergebruik ervan. Vaak beginnen architecten met veel ambities aan een duurzaam ontwerp, maar valt weer wat af. Het LEED certificaat biedt een goed handvat om de ambities waar te maken. Je moet ook denken over een goede manier om het duurzame te kwantificeren. Bovendien houdt het niet op bij de bouw. Ook tijdens het gebruik hoort meten en eventueel bijsturen bij het certificaat”, aldus de projectleider.