Paul Uitewaal, huisarts in de Schilderswijk ziet te weinig verandering door de Haagse aanpak tegen overgewicht ofwel obesitas vanuit de gemeente. Zijn oplossing is bewoners met ideeën laten komen. De harde cijfers zijn pas in het najaar bekend, meldt Carolien van Hooijdonk, projectleider Haagse Aanpak Gezond Gewicht.
Uitewaal heeft inmiddels begrepen dat de voorlopige cijfers duiden op een toename van obesitas, vooral onder Turkse kinderen in de achterstandswijken. “Maar ik weet natuurlijk niet hoe het er uit zou zien als de gemeente niets deed”, voegt hij toe. Het gemiddelde te dikke kinderen in de stad zou volgens hem iets dalen, maar die ene groep blijft achter.
“We weten dat we bepaalde groepen, zoals de mensen van Turkse origine nog niet genoeg bereiken, maar daar werken we hard aan. We zijn met ze in gesprek”, aldus Van Hooijdonk. De laatste gemeentelijke cijfers over obesitas stammen uit 2007. Daaruit bleek dat in Den Haag gemiddeld 19 procent van de kinderen te dik is. In de betere wijken is 10 procent van de kinderen te dik en in achterstandswijken 30 procent. De bedoeling van de Haagse aanpak is dat in 2018 dat percentage gelijk is aan dat in de betere wijken. Het RIVM constateerde in 2010 dat het aantal obese kinderen landelijk toeneemt.
Drie pijlers
“We zijn in 2006 met de Haagse aanpak gezond gewicht begonnen met drie pijlers: preventie, vroegsignalering en begeleiding. Onze aanpak richt zich vooral op kinderen tussen de nul en negentien jaar. Bij die groep is het gedrag nog te veranderen en investeren in de jeugd is goed voor de toekomst en de economie. Maar een kind tot vier jaar bepaalt niet wat er op tafel komt, dus we richten ons ook op ouders en andere opvoeders, zoals opa’s en oma’s die de kinderen bijvoorbeeld een dag in de week opvangen. We werken met kleine doelen, om het enthousiasme te verhogen”, zegt Van Hooijdonk. Als voorbeeld noemt ze kooklessen waar kinderen leren hoe bijvoorbeeld een ui eruit ziet en waar die vandaan komt. “Ze zien een ui en weten niet wat het is, pas als ze hem aansnijden herkennen ze de ringen die ze op een hamburger terugzien, bijvoorbeeld”.
Vanuit de gemeente wordt de aanpak begeleid. Hiervoor is € 600.000 ,- beschikbaar gesteld vanuit het ministerie van Volksgezondheid. “Daarvan financieren we de verschillende projecten voor verschillende leeftijdsgroepen. De GGD voert het beleid uit”, zegt Andrea Toeter, beleidsmedewerker bij de gemeente.
Concrete campagnes
De gemeente heeft enkele concrete campagnes gelanceerd, bijvoorbeeld de fruitcampagne en de watercampagne in Bouwlust om te laten zien dat het drinken van water en het eten van fruit best cool is. “Dat geeft positieve resultaten ook op het gewicht, meer kinderen zijn inderdaad water gaan drinken. We hebben ook campagnes om te laten zien dat bewegen ook leuk kan zijn”, zegt Van Hooijdonk. “Begin de dag met een dansje, zeggen we vaak. Dat is goed voor de beweging, maar ook leuk om thuis met je kinderen te doen”, vult Toeter aan.
Een kritiekpunt van de huisarts was dat er te weinig gebeurt aan het verbinden van partijen en het bereiken van de moeilijke doelgroepen. Volgens Van Hooijdonk klopt dat beeld niet. “Wij hebben speciale ambassadeurs, allochtone vrouwen die met hun lotgenoten praten over nut en noodzaak van gezonde voeding en bewegen. In De Mussen loopt een programma waarbij de kinderen een beweegprogramma volgen en de moeders intussen op dezelfde locatie gaan koken en voorlichting krijgen over goede voeding. Daarnaast hebben we ook jongeren die hun lotgenoten vragen wat ze in de buurt nog nodig hebben om meer te bewegen. “Maak meer gebruik van de huisartsen in het netwerk. Wij zien in de praktijk jaarlijks ongeveer 80 procent van de bewoners. Onze insteek is laat hen iets bedenken. Tot nu toe wordt veel vanuit de gemeente gedaan met betaalde krachten, maar het werkt pas echt als mensen het idee hebben dat zij zelf iets hebben bedacht en actief bezig zijn met gezond eten en meer bewegen”, aldus Uitewaal.