Commercieel pandjeshuis Cash Converters is niet bang voor de uitbreiding van de gemeentelijke kredietbank. Het plan van wethouder Henk Kool (Sociale Zaken) is bedoeld om direct de concurrentie aan te gaan met de commerciëlen. “Ik lust ze rauw”, zegt Kool. “Ik denk niet dat hij weet waarover hij praat”, zegt Bas Knijnenburg, bedrijfsleider van Cash Converters Den Haag.

Kool wil dat de gemeentelijke kredietbank weer andere goederen van waarde, zoals schilderijen, stereotorens en lcd-schermen gaat innemen in plaats van alleen sieraden. “Vroeger kwamen er al andere duurzame gebruiksgoederen, maar toen dat werd gebruikt om bijvoorbeeld een piano tijdelijk goedkoop bij de gemeente te stallen, zijn we daarmee opgehouden”, zegt de wethouder. Bovendien wordt iedereen om identificatie gevraagd om criminelen zo veel mogelijk buiten de deur te houden.

Kool heeft de directeur van de kredietbank opdracht gegeven zo snel mogelijk te onderzoeken hoe dit kan en waar het kan. Hij zou het wel leuk vinden het pand naast een commercieel pandjeshuis te betrekken, want hij wil direct de concurrentie aangaan. “Die rekent een woekerrente van 260 procent op jaarbasis, bij mij hoeven mensen maar zestien procent per jaar te betalen. De commerciële pandjeshuizen storten mensen in de armoede. Ik ben er om de mensen daaruit te halen. Daarom ga ik keihard de concurrentie aan: om mensen te helpen”, zegt Kool.

Knijnenburg moet het plan eerst nog zien. “Wij rekenen geen rente, pas als iemand de mogelijkheid wil hebben tot terugkoop is er een opslag van twintig procent per vier weken. Vaak is het inleveren gewoon bedoeld voor de verkoop”, zegt de bedrijfsleider. Hij denkt niet dat Kool de zaak draaiende houdt op 1,3 procent rente per vier weken. “Onze kracht is de kennis van de markt. Misschien is zijn kracht dat hij geen winst hoeft te maken, maar dat gaat dan van onze belastingcenten. Ik denk niet dat mensen daar blij mee zijn.” Hierop reageert Kool fel dat er geen overheidsgeld mee gemoeid is. “Voor die 1,3 procent ben ik rond”, zegt hij.

Bovendien is de meerwaarde van de goederen als het tot een veiling komt altijd voor de mensen, terwijl de commerciële pandjeshuizen dat in eigen zak steken. “Stel je beleent een schilderijtje van oma en dat wordt getaxeerd op honderd euro. Bij de veiling levert het een ton op, dan krijg jij het verschil”, legt Kool uit. Jaarlijks worden nu 90.000 stuks sieraden beleend bij de gemeente. Van de beleners komt 95 procent de goederen weer ophalen. “Die zien de gemeente als een spaarpotje. Met 20 procent van de commerciëlen is dat niet te doen, dan stort je jezelf verder in de armoede en heb je straks niets meer te belenen”, aldus Kool.