De opkomst van meisjes die een vaccinatie wilden tegen baarmoederhalskanker op 4 maart was in Den Haag hoger dan het gemiddelde. Wethouder Sander Dekker (VVD, Onderwijs, Jeugdzaken en Sport) noemt dit vrij opvallend voor een grote stad, waar de opkomst altijd achterblijft bij het landelijk gemiddelde.

Dat schrijft hij aan de gemeenteraad in antwoord op vragen van raadsleden Hiek van Driel (SP) en Saskia Mulder (PvdA). Hij schrijft dat vanwege de bevolkingsopbouw in Den Haag de opkomst meestal achterblijft bij het landelijk gemiddelde. Dit keer dus niet, ondanks zogenaamde indianenverhalen over schadelijke gevolgen van de vaccinatie. De opkomst in Den Haag was 52 procent, tegen een landelijke opkomst van 49 procent.

Die deden via vriendensites en sms de ronde onder de meiden. Het vaccin zou onvruchtbaarheid en kanker kunnen veroorzaken en helemaal niet helpen tegen baarmoederhalskanker. Dekker beaamt dat hij deze verhalen ook heeft gehoord en dat die met klem aan het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) zijn doorgegeven. Die hebben deze fabels op internet gezet en direct weersproken. Een link naar dit bewuste artikel ‘Fabels en Feiten’ staat prominent op de Haagse campagnesite www.prikenbeschermdenhaag.nl.

In Den Haag ging de vaccinatie niet zonder slag of stoot. Zo bleek in de sporthal in Loosduinen dat het vaccin te koud was voor gebruik, waardoor de werking niet is gegarandeerd. Volgens Dekker bewijst dat dat vaccinatie niet in scholen kon plaatsvinden, omdat daar de kwaliteit niet goed genoeg kon worden gecontroleerd. Nu werd het te koude vaccin op tijd ontdekt. Hoe dit kon gebeuren wordt nog onderzocht door de Inspectie Gezondheidszorg. De meisjes die dat vaccin hebben ontvangen of na de ontdekking naar huis zijn gestuurd, kunnen op 13 mei alsnog een prik halen. Dekker wil die dag ook een inhaalmogelijkheid bieden voor meisjes die zich hebben bedacht en alsnog een vaccinatie willen.

 

De raadsleden vroegen ook nog naar de vergoeding, omdat het rijk pas bij een opkomstpercentage van 70 procent zou betalen. Volgens Dekker zijn bij het bepalen van de vergoeding op centraal niveau afspraken gemaakt tussen GGD-Nederland en het RIVM, uitgaande van dat opkomstpercentage. Op dit moment vindt er overleg plaats over de extra kosten voor campagnes om de opkomst te vergroten en over het verschil tussen de gemaakte kosten en de lagere vergoeding op basis van het opkomstpercentage. De uitkomsten hiervan zijn nog niet bekend.