MRI-fysicus Louise van der Weerd (34) heeft de Athena premie gekregen. Zij kreeg de premie van €100.000 voor moleculair imaging en heeft er meteen een postdoc voor ingehuurd, een specialist in het maken van contrastvloeistof. Haar tip voor jonge onderzoekers: wees zichtbaar en werk aan je netwerk.
“Ik had de premie helemaal niet verwacht. Via de Veni-subsidie was ik uitgenodigd om te reageren. Toen ik de envelop op een vrijdagmiddag openmaakte, heb ik meteen NWO gebeld wat ik nog moest doen en hoorde ik dat ik hem al had. Ongelooflijk!”
Moleculair imaging is het in beeld brengen van een proces in het lichaam op cellulair niveau, zodat ziektes als de ziekte van Alzheimer voortijdig kunnen worden vastgesteld. “Met MRI krijg je in vivo plaatjes van mens en dier. Door contrastvloeistoffen te gebruiken die hechten aan bijvoorbeeld zieke cellen, kun je een ziekte zichtbaar maken. We zoeken naar een stof die zich hecht aan specifieke moleculen”, legt Van der Weerd uit. Ze gebruikt bijvoorbeeld MRI scans om het ontstaan van een migraine-aanval te bestuderen in muizen met eenzelfde calciumkanaalmutatie als sommige migrainepatienten. Dit doet ze door mangaan in te spuiten, een ion wat door de calciumkanalen wordt opgenomen, en goed zichtbaar is met MRI. Voor dat onderzoek ontving Van der Weerd in 2006 de Veni-subsidie.
Inmiddels is ze al een stuk verder. Samen met vele anderen binnen het LUMC, variërend van neurologen, pathologen, tot organische chemici en eiwitchemici werkt ze aan moleculair imaging. Bij Alzheimer zijn bijvoorbeeld grote plaques van amyloid aanwezig in de hersenen. Die zijn met een gewone MRI niet te zien. Door een stof in de contrastvloeistof die aan de plaques blijft hangen, zou het mogelijk moeten zijn ze wel zichtbaar te maken.
Een doorbraak, want nu valt Alzheimer pas vast te stellen nadat de patiënt is overleden. Als de symptomen zichtbaar zijn is het voor een behandeling vaak al te laat, terwijl bij vroegtijdig aantonen de ziekte mogelijk nog te bedwingen is. Ook bij arterosclerose, aderverkalking, zou een eerdere diagnose uitkomst bieden. “We zijn er nog niet, we staan aan het begin. Na het vroegtijdig ontdekken van een ziekte, kan pas een remedie worden gezocht”.
Haar grootste succes vindt ze het samenwerken met een goed team mensen. Haar interesse voor chemie begon op de middelbare school met een enthousiaste scheikundeleraar. Inmiddels werkt ze drie jaar bij het LUMC als MRI fysicus en heeft al veel bereikt, sneller dan ze zelf had durven dromen. Over tien jaar hoopt ze een eigen laboratorium te hebben waar de medewerkers alleen maar bezig zijn met moleculair imaging. Van der Weerd ziet zichzelf dan nog wel bij het LUMC werken. “Ik heb hier een vaste aanstelling. Dat was ook een voorwaarde voor de Athena premie, vanwege de continuïteit in het onderzoek”, zegt ze.
Van der Weerd heeft twee kinderen, de oudste is vijf en de jongste is een half jaar. Zij en haar man werken ieder vier dagen. Zij brengt de kinderen ’s ochtends weg en haar man begint vroeg en haalt ze op. In geval van nood kan zij ook thuis werken. Voor een Europese subsidieaanvraag werkte het hele team de klok rond. Enkele minuten voor de deadline was het voorstel ingediend. “Dat zou ik niemand aanraden, hoewel het best lekker werkt onder druk. Een tip aan jonge onderzoekers is wel dat je je netwerk gebruikt en een plan indient waarvan je kunt aantonen dat het in een groter plaatje past. Als wetenschapper moet je bovendien zichtbaar zijn door publicaties. Je moet laten weten dat je kennis in huis hebt. Ik zie hierbij geen verschil tussen mannen en vrouwen, vooral de mentaliteit van de werkgever is belangrijk”.
Zij vindt dat geslacht een kleinere rol zou moeten spelen op de werkvloer. Tijdens het NWO-congres Women in Chemistry kreeg ze wel een inzicht in valkuilen voor vrouwen waar ze zich daarvoor niet zo bewust van was. “Er zijn bijna geen vacatures voor hoogleraren openbaar. Meestal zoekt een commissie eerst in het eigen netwerk. Mannen vragen hun baas te of die hem kan aanbevelen. Dat zou een vrouw nooit doen”.
Van der Weerd prijst het NWO voor het subsidieprogramma, maar vindt wel dat er meer aandacht mag zijn voor laatbloeiers, of mensen die vanuit het bedrijfsleven komen. “Nu zit er een grens van ervaringsjaren aan de subsidie, waardoor zij vaak geen kans maken. Dat zou anders kunnen”.