De gemeenteraad is akkoord met het meerjarenbeleidsplan maatschappelijke ondersteuning dat wethouder Bert van Alphen (Welzijn) heeft opgesteld. Veel mensen krijgen daarmee te maken, maar weten het nog niet. Den Haag is de eerste van de vier grote steden die de Wet maatschappelijke ondersteuning invult.

Het plan ‘Aandacht voor elkaar’ is in nauw overleg met de raad uitgewerkt. Er staat in hoe de inwoners van Den Haag actief meedoen en lang kunnen blijven wonen in hun eigen buurt. Bijna iedereen krijgt dus vroeg of laat met de wet te maken. Begin dit jaar is de wet van kracht geworden. Het eerste jaar was een proefjaar, vanaf volgend jaar moeten gemeenten hem echt uitvoeren.

Volgens de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning moeten  gemeenten een samenhangend pakket van voorzieningen aanbieden op het terrein van wonen, welzijn en zorg. Dat kan de gemeente volgens Van Alphen niet alleen. Daarom komt er een campagne om meer vrijwilligers te werven, komt er ondersteuning voor bewonersorganistaties, zijn er trainingen voor professionals die werken met jeugd en is er aandacht voor mantelzorgers die over drie jaar een volwaardige positie hebben in de zorg. In Den Haag nemen naar schatting 80.000 mantelzorgers een belangrijk deel van de zorg voor een vriend of familielid voor hun rekening. In het plan staan 63 actiepunten en met de uitvoering van het totale plan is een bedrag gemoeid van EUR 160 miljoen, waarvan € 50 miljoen voor huishoudelijke verzorging.

Dat laatste heeft in het hele land stof doen opwaaien. Mensen in de thuiszorg waren bang voor hun baan, omdat alles openbaar aanbesteed moest worden en allerlei partijen konden meedingen. In Den Haag zijn uiteindelijk elf instanties uit de aanbesteding gekomen voor de huishoudelijke verzorging. Een meerderheid van de raad wilde dat de wethouder de gang van zaken zou evalueren. Vier organisaties gingen namelijk in beroep tegen de selectie, maar verloren. De raad wil nu precies weten wat er precies in de hele procedure is gebeurd en wat beter kan. Over enkele jaren moet de zorg namelijk opnieuw worden aanbesteed.

De raad was kritisch over de informatieverstrekking en de ingewikkelde formulieren om bepaalde ondersteuning aan te vragen. Van Alphen: “Het heeft mijn grootste aandacht om de informatie zo laagdrempelig mogelijk en door deskundigen te laten brengen”, zei hij. In het plan staat dat er 24 informatiepunten komen waar iedereen terecht kan met vragen over de wet. Ook wilden de meeste fracties weten of de klachtenregeling wel goed was. “Er zijn klachtenregeling op verschillende niveaus. Bij de ondersteuningsloketten neem ik aan dat dat onafhankelijk is. Verder staat altijd nog de weg naar de ombudsman open”, aldus de wethouder.

De PvdA wilde meer aandacht voor andere aspecten van de Wmo, zoals levensbestendig bouwen, zodat mensen tot op late leeftijd in hun huis kunnen blijven, en een koppeling van het steunpunt woonoverlast aan de het Wmo-loket. Ook wilde raadslid Hedwig Vos weten of wijkagenten wel op de hoogte zijn van de nieuwe wet. Zij wilde bovendien dat Den Haag meedoet aan een landelijke proef voor bemiddeling bij de maatschappelijke ondersteuning. Van Alphen is het daarmee eens en zei navraag te hebben gedaan. Het is volgens hem nog niet duidelijk is hoe de proef van het ministerie van Volksgezondheid eruit gaat zien. Hij houdt het wel in de gaten. Hij vond het voorstel van Vos ook sympathiek om een jaarlijks terugkerende maatschappelijke ondersteuningsdag in te stellen. “Als het maar niet te veel gaat kosten”, aldus de wethouder.

De wethouder is blij dat er nu een kader voor de Wmo ligt. Hij kreeg veel complimenten van de raad, maar gaf die ook terug. “Niet omdat ik ze niet wil, maar omdat er door de gezamenlijke inspanning binnen een jaar een goede kadernota ligt. Jaarlijks houdt hij de raad op de hoogte van de voortgang van de maatschappelijke ondersteuning met uitvoeringsverslagen. Die zijn volgens Van Alphen ook voor de inwoners beschikbaar.