Stad en land reizen politici af om iets te openen, te ondertekenen of iets te presenteren met een persmoment. Dit keer opent wethouder Daphne Bergman van Gouda de eerste kaasmarkt van het seizoen. Ze luidt de bel, waarna het handjeklap kan beginnen.

De kazen zijn per boot aan land gebracht en daarna in een brik, een open koetsje, met een Fries paard naar de markt vervoerd. Tegen de regen is er een zeiltje over de brik gespannen en op de bok zit een Ier, die dol is op Goudse kazen. Bij binnenkomst op de markt wordt het handjevol toeschouwers nog een oliebol aangeboden. De wethouder voegt zich op de Markt bij het gezelschap. Op een soort lakens liggen er al kazen op de grond voor de Waag, ook afgedekt tegen de regen. Als de wethouder aankomt, halen de kaasboeren in klederdracht de lakens weg.

Over de gewone markt, met de oliebollen, komt een groep kinderen, groep 1 en 2 van de Casimirschool aanlopen, ook verkleed in klederdracht. De spreekstalmeester heet iedereen welkom en dan neemt de wethouder de microfoon over. “Goedemorgen allemaal!” en dan richt ze zich tot de kinderen: “Zijn dat de kazen die jullie hebben meegebracht? Weten jullie dat dit de eerste kaasmarkt in Nederland is die nu begint?” ‘Jahaaaa!’, roepen de kinderen in koor. “Zullen we dan nu de kazen maar uitladen? Wie wil er een zware kaas pakken?” Een handjevol kinderen steekt een hand op. Zij krijgen van de organisatie een kaas in handen gedrukt met daarop de tekst ‘Goudse kaasmarkt’ en een plaatje van de kaasmarkt zelf. “Deze kaas is echt leeg”, zegt een jongen tegen de wethouder. Even later probeert hij een echte kaas op te tillen, maar dat lukt niet. Een grote jongen op de brik gooit de kazen naar een jongen op de grond die ze op de stapel legt, onder toeziend oog van de wethouder.

Als de brik leeg is, gaat het zeil er weer overheen en is het voor de wethouder tijd om de officiële handeling te verrichten: aan de Waag was een bel gehangen met een lang koord eraan. Daarmee luidt zij het kaasseizoen officieel in. Maar voordat ze daarnaartoe kan lopen, trekt een vrouw aan haar mouw. “Mogen de kinderen nog even juichen dat het gelukt is met de kazen?” “Ja, natuurlijk”, zegt de wethouder, “Zullen we even heel hard juichen met zijn allen?”. De kinderen steken hun handen de lucht in en juichen. Een enkeling springt erbij. Stipt tien uur luidt de wethouder de klok in het bijzijn van verklede kaasmeisjes, kaasboeren en de kinderen in klederdracht. De wethouder telt af tot drie en luidt de bel ook drie keer. Nog even een foto met alle mensen in klederdracht en dan kan de markt van start.

Al meer dan drie eeuwen is in Gouda in de zomermaanden wekelijks een kaasmarkt. Boeren uit de omgeving brengen hun  kazen met brikken naar de markt. Handelaren keuren de kaas en onderhandelen met de boer over de prijs. Ze bieden en loven door elkaar in de hand te slaan en een bedrag te noemen. Dat gaat tot op de cent. Als de partij kaas was verkocht, ging deze naar de Waag om te wegen en kreeg de boer een waagbriefje. Aan het einde van de markt werd in het café afgerekend. Nu zijn het vooral figuranten die de handjeklap doen. De oudste is een gepensioneerd gemeenteambtenaar van 83 met witte jas aan. “Ik heb normaal maat 52, maar dit is 56. Vanwege de lagen die ik eronder aan heb tegen de kou”.