Op 12 september gaat Nederland weer naar de stembus. Ook in Den Haag duiken de partijposters weer op en zijn de pamfletten niet aan te slepen. Terwijl partijen hun messen slijpen, kijkt Den Haag Centraal hoe politieke thema’s in de stad worden vertaald. Ditmaal: jeugdzorg
De jeugdzorg kent nu nog veel schotten, de gemeentelijke instellingen, het stadsgewest Haaglanden, de provincie en de zorgaanbieders hebben allemaal een eigen traject. Met de aanstaande Jeugdwet komt daar verandering in. Dan ligt het heft in handen van gemeenten. Een gevaar ligt nog op de loer: Dat de Tweede Kamer de wet dichtregelt en de gemeente deze moet uitvoeren in plaats van invullen.
Wethouder Jeugd, Karsten Klein (CDA) is daar wel bang voor. “De consultatieversie zoals deze er nu ligt is goed, maar ik heb al geluiden gehoord van politieke partijen in de Tweede Kamer dat ze meer details erin willen en waarborgen, zodat gemeenten afrekenbaar zijn, maar je moet ook durven vertrouwen dat het goed gaat. Als je teveel regels inbouwt, kan het zijn dat een jeugdwerker alle vinkjes heeft gezet en zijn werk goed heeft gedaan, maar dat het alsnog misgaat omdat hij te veel op de papieren was gericht”.
Klein is wel blij met de nieuwe rol voor gemeenten. “Dat betekent dat er duidelijkheid komt. Ruim 20 jaar zitten er nu al meerdere organisaties op de bok. Het geld gaat van provincie naar stadsgewest naar gemeente en allemaal moeten ze een eigen verantwoording afleggen. Zoveel lagen is onwenselijk. Ook in de breedte zijn er veel hulpverleners van verschillende organisaties met de jeugdzorg te maken, je hebt daardoor veel verschillende potjes en stromen”. Koen Bron, projectleider Decentralisatie jeugdzorg bij de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, omschrijft het ziet ook de problemen van het huidige stelsel: “Het zijn een soort doodlopende wegen waar aan het eind van het traject een kind uit beeld verdwijnt. De financiering en de sturing zijn in dit proces lastig. Bovendien kijken de verschillende instellingen niet naar de bredere context, bijvoorbeeld naar de thuissituatie. Dat verloopt niet altijd goed”.
Regisseur
“Door de decentralisatie van de jeugdzorg, krijg je een regisseur, de gemeente. Het wordt dan één kind, één plan, één regisseur. Dat geeft de hulpverleners de kans om inhoudelijker te kijken welk traject en vervolg een kind nodig heeft en of er in de thuissituatie nog iets kan veranderen”, aldus Bron. Daar moeten als het aan de VNG ligt wel de benodigde financiële middelen bij worden gegeven. Klein is het daarmee eens. Al vindt hij dat Den Haag het niet alleen moet doen. “Wij zijn geen eiland, we hebben ook met de buurgemeenten te maken. Niet iedereen heeft daar dezelfde problemen. In Midden-Delfland zijn de kinderen onder toezicht op één hand te tellen, hier zijn het er veel. Hoeveel weet ik niet precies, maar wel een behoorlijk aantal. Je kunt beter samenwerken om de boel goed te regelen, we zoeken nu nog uit op welke vlakken we dat gaan doen en op welke vlakken we het zelf doen”. Met de gemeente als regisseur is het gemakkelijker om vroegtijdig problemen te signaleren en aan te pakken. Zo voorkom je uithuisplaatsingen.
Savannah
De kans dat een kind tussen wal en schip valt is kleiner. Een voorbeeld van hoe het mis kan gaan is de driejarige Savannah. Zij kwam in september 2004 door verstikking om het leven. Het meisje bleek ernstig mishandeld en ondervoed. De jeugdinstellingen kregen er in een rapport van Inspectie Jeugdzorg flink van langs, omdat ze te veel hadden geluisterd naar de dader, haar moeder, en niet naar signalen uit de omgeving dat het kind werd mishandeld. Deze zaak was de reden voor het invoeren van de Wet op de Jeugdzorg. Maar volgens Bron vallen dit soort gevallen nooit helemaal uit te sluiten, zelfs niet als de nieuwe Jeugdwet gaat gelden en de regie bij gemeenten komt te liggen. Klein heeft in zijn periode als wethouder, nu twee jaar, nog geen enkel geval meegemaakt waar het zo misging. Hij vindt preventie wel belangrijk en ziet daarvoor ook grote kansen bij de decentralisatie. “Eigenlijk werken we hier al volgens het nieuwe systeem. In de Centra voor Jeugd en Gezin die verdeeld zijn over de stad zitten generalisten die contact hebben met alle betrokken organisaties en met de ouders en kinderen. Dat helpt om de verschillende organisaties te ontschotten en goed te kijken wat het beste is voor het kind. Daar willen we graag mee verder. Nu is het nog een proef die bestaat bij de gratie van de goodwill van de betrokken organisaties. Ze werken samen, maar zijn nog geen collega’s. Dat moet veranderen. We zijn nu nog aan het kijken welke taken van bureau Jeugdzorg eigenstandig blijven en welke straks overgaan naar de gemeente, dat doen we in overleg met de regiogemeenten”. Klein ontkent dat door het samenwerkingsverband dan extra bureaucratie blijft bestaan. “Er is in ieder geval al één laag uit: het stadsgewest en dat is winst, het gevaar is dat de Tweede Kamer inderdaad eisen gaat stellen die strijdig zijn met de decentralisatie. Dat hoort niet, als de taken bij de gemeenten liggen, hoort de gemeenteraad daarover te gaan”. Of er na de verkiezingen weer een minister van Jeugd komt, maakt hem niet uit, zolang de lijn maar blijft dat de gemeente de regie krijgt over de Jeugdzorg. En dat zit wel goed, gezien de standpunten van de verschillende partijen.
Stelselwijziging komt er
De ontwikkeling van de nieuwe wet is niet stilgevallen door de val van het kabinet Rutte. Klein en Bron zijn ervan overtuigd dat een nieuw kabinet doorgaat met deze stelselwijziging. “Alle partijen zijn het erover eens dat de jeugdzorg naar gemeenten moet. Ze leggen hooguit wat andere accenten, maar die wet komt er dus wel”. En die nieuwe Jeugdwet maakt dat problemen breder kunnen worden aangepakt. Als het aan de VNG ligt, zelfs nog breder. De belangenbehartiger van gemeenten wil dat alle regelingen in het sociale domein, de bijstand, de sociale werkvoorziening, zorg, passend onderwijs en de jeugdzorg vanuit dezelfde uitgangspunten worden benaderd. “Daarbij blijven per onderdeel wel specifieke zaken gelden, maar deze zijn allemaal ondergebracht in één regeling. Dat betekent niet dat we daarop moeten wachten met de nieuwe Wet jeugdzorg, want die kan niet wachten. Het is zaak deze zo te maken dat hij straks naadloos ingepast kan worden”. Klein wilde hier nog niet op reageren, hij kende het voorstel nog niet.
Een ander probleem in de jeugdzorg zijn wachtlijsten. “Wachtlijsten ontstaan door schaarste, gebrek aan geld, personeel en soms ook door een slechte organisatie. De instroom van jongeren in de jeugdzorg kun je niet plannen. Onder de nieuwe wet is dit wel beter te reguleren, omdat de gemeente veel meer overzicht hebben, terwijl kinderen nu uit beeld verdwijnen als ze ergens zijn uitbehandeld, maar misschien nog we een andere vorm van zorg nodig hebben”.
Een regeling voor sociaal domein
De VNG onderzoekt de mogelijkheden van één regeling voor het sociaal domein, waarin werken naar vermogen, begeleiding en jeugdzorg zijn geïntegreerd en als mogelijk ook een goede samenhang met het passend onderwijs. Het wetgevingsproces rond ,werken naar vermogen en begeleiding uit de Algemene wet bijzondere ziektekosten (Awbz) is door de val van het kabinet stilgevallen. De gemeenten denken dat een samenhangende aanpak in het sociaal domein winst oplevert in de vorm van efficiency en succesvolle hulp- en zorgverleningstrajecten aan gezinnen. Er moet een einde komen aan situaties waarin veel verschillende hulpverleners actief zijn in een gezin, met weinig afstemming zodat de kans bestaat dat er dingen mis gaan. Een integrale aanpak waarbij wordt gekeken naar zowel werk, participatie, welzijn en (jeugd)zorg, kan een einde aan deze ongewenste situatie maken. De VNG werkt aan het plan voor deze brede regeling dat vervolgens aan alle gemeenten wordt voorgelegd. Als de leden instemmen, gaat het integrale plan om te komen tot een regeling voor het sociale domein straks naar de formateur of de nieuwe coalitiepartijen.
Standpunten voormalige coalitie en gedoogpartner
De VVD vindt dat te snel en te vaak een beroep op de jeugdzorg wordt gedaan. Van steeds meer jongeren wordt geoordeeld dat zij hulp nodig hebben terwijl dat eigenlijk niet het geval is. Tegelijkertijd zijn delen van de jeugdzorg verworden tot een logge bureaucratie. Het gevolg is dat jongeren die echt hulp nodig hebben die niet altijd krijgen.
CDA: Opvoedingsondersteuning kan het beste via de gemeenten worden georganiseerd. Daarom wordt de decentralisatie van de jeugdzorg onverkort doorgezet. Hulpverleners werken (nog) te vaak langs elkaar heen. Dit is niet effectief en leidt tot hogere kosten zonder resultaat. Het CDA wil dat er daarom wordt gewerkt met één gezinsondersteunend budget bij gezinnen met meerdere problemen
De PVV wil geen Centra voor Jeugd en Gezin, een meldplicht kindermishandeling, demedicalisering van kinderen en een einde aan de wachtlijsten door slimmere organisatie.
Standpunten voormalige oppositie
PvdA Is voor het neerleggen van jeugdzorg bij gemeenten en pleit voor aansluiting bij onderwijs, politie en straatcoaches om problemen te voorkomen. De partij signaleert dat relatief weinig migrantenjongeren in de (vrijwillige) jeugdzorg komen, terwijl zij gemiddeld genomen oververtegenwoordigd zijn in jeugdgevangenissen. Er wordt meer inzet gepleegd op deze groep door bv. vroegsignalering en gerichte ouderbenadering.
D66 steunt de decentralisatie van de jeugdzorg, omdat professionele hulp en preventie zo dicht mogelijk bij het kind georganiseerd moet zijn. Als er problemen ontstaan die niet door de opvoeders kunnen worden opgelost, moet wel professionele hulp voorhanden zijn, beginnend bij een schoolarts.
De SP vindt dat gemeenten ‘waar mogelijk’ verantwoordelijk zijn voor de jeugdzorg. Ouders kunnen hulp vinden bij laagdrempelige centra in de wijk. Wanneer gespecialiseerde zorg nodig is wordt direct doorverwezen. De bureaucratie en de indicaties in de jeugdzorg worden tot een absoluut minimum beperkt. Onnodige regels en voorschriften worden geschrapt.
GroenLinks wil dat mensen samen met professionals hun eigen zorg of vangnet kunnen organiseren. Zij zijn het uitgangspunt, niet de logica van publieke instituties als het UWV of Bureau Jeugdzorg. Wat succesvolle voorbeelden als buurtzorg, de opvoedpoli en de Eigen Kracht-conferenties delen, is dat ze allemaal lokaal georganiseerd zijn, ruimte laten aan professionals en de burger centraal stellen.
De ChristenUnie bepleit de terugkeer van een minister voor Jeugd en Gezin, maar staat achter de decentralisatie van de jeugdzorg. Volgens de partij krijgt de jeugdzorg een impuls door alle provinciale taken binnen de jeugdhulpverlening neer te leggen bij de gemeente, die maatwerk kan leveren.
SGP
Voorzieningen voor hulpverlening en ondersteuning moeten zo dicht mogelijk bij ouders en jongeren geplaatst worden. De gemeente speelt hierin een belangrijke rol. De komende jaren zal de gemeente zich moeten ontwikkelen tot het eerste niveau waarop zorg voor jeugd gestalte krijgt. De Centra voor Jeugd en Gezin moeten zich ontwikkelen tot laagdrempelige aanspreekpunten. Daarin zijn bijvoorbeeld de GGD en consultatiebureau actief